De legende van de Brugse Zot
Het verhaal speelt zich af ten tijde van Keizer Karel. De keizer was op bezoek in Brugge toen de Heilig Bloedprocessie uitging.
De burgemeester van Brugge zat fier naast de keizer op de eretribune toen de processie voorbij kwam. Welgedane paters en even gezonde pastoors zeulden met alle relikwieën, echte en andere, die ze in hun kapellen hadden kunnen vinden. En daarachter liepen kwijlend en kreunend, hinkend en huppelend alle zotten die er met een beetje goeie wil te vinden waren binnen de stad. En dat waren er veel. Op kosten van de stad waren ze in de kleuren van de verschillende parochies gestoken. Ook de bestuurders van het krankzinnigengesticht hoorden daarbij, gevolgd door de ongelukkige kostgangers van het gesticht.
Brugge bezat reeds in de veertiende eeuw dergelijke instellingen en de geesteszieken werden toen niet ‘zotten’ maar ‘dulle lieden’ genoemd. Het gebeurde trouwens ook dat narren en zotskappen de processie voorafgingen om de wachtende toeschouwers wat te entertainen.
De dulle lieden stoorden meer dan eens de processie door hun zonderlinge gedrag. De burgemeester van Brugge, die naast de keizer zat op de ereplaatsen voor de processie, zag zijn kans schoon en vroeg de keizer extra centen om het Brugse zothuis uit te breiden en her in te richten. Toen de keizer de narren en dulle lieden zag passeren in de optocht had hij snel een antwoord klaar: “De Bruggelingen hoeven maar hun stadspoorten te sluiten en de stad was één groot zothuis, want het liep er hier vol van.”
Uit Brugse stadsrekeningen uit de Bourgondische tijd is bekend dat tal van uitgaven staan genoteerd voor de hofnarren van de hertog, vernoemd als ‘den zot van minen heren’ of ‘den zot van ons gheduchts heren’. De narren maakten vast deel uit van de hertogelijke hofhouding en volgden hun meester overal te lande. De zotskappen uit het Brugse Prinsenhof waren soms ongewenste gasten, maar ze werden toch rijkelijk betaald.
Een andere versie van de legende heeft het niet over Keizer Karel maar over Maximiliaan van Oostenrijk:
Nadat ze Maximiliaan I van Oostenrijk in hun strijd om autonomie voor een tijd gevangen hadden gehouden, verbood deze het houden van een jaarmarkt en andere festiviteiten. In een poging om hem te sussen, hield Brugge voor hem een groot feest en vroeg daarna de toelating opnieuw een jaarmarkt te mogen houden, belastingen te mogen innen én ... het bouwen van een nieuw zothuis. Hij antwoordde: "Sluit alle poorten van Brugge en je hebt een zothuis!".